Gerritschinkel.nl Columns & meer

29apr/220

Albert Castiglia – I got love

Blueszanger en –gitarist Albert Castiglia wordt op 13 augustus 1969 in New York City geboren als zoon van een Cubaanse moeder en een Italiaanse vader. Als hij vijf jaar oud is verhuist de familie Castiglia naar Miami, Florida. Hij leert op zijn 12e gitaar spelen. In 1990 gaat hij deel uitmaken van The Miami Blues Authority en in 1997 wordt hij door The Miami New Times uitgeroepen tot ‘best blues gitarist in Miami’. Tot de dood van Junior Wells in 1998 speelt Castiglia lead-gitaar in diens band. Daarna speelt hij o.a. met Aron Burton, Pinetop Perkins, Melvin Taylor, Sugar Blue, Phil Guy, Ronnie Earl, Billy Boy Arnold, Ronnie Baker Brooks, John Primer, Jerry Portnoy, Larry McCray, Eddy Clearwater, Otis Clay en Lurrie Bell. In 2004 verschijnt zijn eerste soloalbum Burn. 

Onlangs kwam er weer een nieuw album van Castiglia uit. Dit album, I got love, is ook nu weer geproduceerd door Mike Zito en opgenomen in diens studio. Tien van de elf songs zijn geschreven door Castiglia zelf of samen met anderen.

Het album opent met het titelnummer I got love, een keiharde gitaarrocker met een hoog ZZ Top gehalte. De vaart blijft er daarna goed in met het stevige funky Don’t pray with the devil en de harde funky rocker Burning bridges, met felle gitaarlicks, orgelflarden en een strakke ritmesectie. Melodieus en lyrisch is het gitaarspel van Castiglia in Sanctuary. Na het felle Double down pakt Castiglia uit met vet slidespel in het zinderende Long haul daddy. What’s wrong with you is een midtempo bluesrocker met een stampende ritmesectie en felle gitaarlicks. De enige cover op het album is Melvin Taylor’s Depression blues, een fraaie funky versie met veel wah wah gitaar. Striemend is Castiglia’s gitaarwerk in het zompige Freedomland. De invloeden van Stevie Ray Vaughan zijn aanwezig in You don’t know hell. Het slotnummer Take my name out of your mouth is een straffe slowblues met vette slide, sterke zang en een tinkelende piano.

Conclusie: Liefhebbers van stevige melodieuze recht toe recht aan bluesrock kunnen hun hart ophalen aan dit sterke album.

Tracks cd:

  1. I got love
  2. Don’t pray with the devil
  3. Burning bridges
  4. Sanctuary
  5. Double down
  6. Long haul daddy
  7. What’s wrong with you?
  8. Depression blues
  9. Freedomland
  10. You don’t know hell
  11. Take my name out of your mouth

Line up:

  • Albert Castiglia – zang, gitaar
  • Justine Tompkins – bas, zang
  • Ephraim Lowell – drums, zang
  • Lewis Stephens – orgel, piano
25apr/220

Spannende weken

De voetbalcompetities lopen langzaam naar het einde. Het ziet er naar uit dat de jaargang 2021-2022 nu wel normaal kan worden beëindigd. De spanning neemt wekelijks toe voor de Goudse clubs en dan worden soms ook noodmaatregelen getroffen. Zoals afgelopen zaterdag toen Jodan Boys angstgegner Achilles Veen ontving, een tegenstander tegen wie zelden punten werden behaald. Dan zet je je laatste man in de spits en voilà, een driepunter! Of deze ‘truc’ de doorslag heeft gegeven weet ik niet, maar het vertrouwen in een goede afloop van de competitie lijkt mij toegenomen. Handhaving in de hoofdklasse is denk ik nu vrijwel zeker.

Gouda is bezig om na twee achtereenvolgende overwinningen uit de degradatiezone te ontsnappen. Optimisten dromen daar nu al van de 3e periodetitel. Dit mirakel is jaren geleden ook gebeurd en toen promoveerde Gouda naar de 1e klasse. Die enerverende zaterdagmiddag in mei 2008 in Nieuwerkerk a/d IJssel staat me nog goed voor de geest. Het fenomeen Pietje van Offeren met de winnende treffer. Dromen mag wat mij betreft hoor maar probeer eerst definitief uit de gevarenzone te raken.

GSV voetbalt ongedwongen gewoon lekker door en zal volgend jaar ook weer in de 4e klasse voetballen.

Dan de twee overgebleven Goudse zondagclubs. Voor Olympia en DONK zijn de belangen totaal verschillend. DONK wordt geen kampioen en heeft zijn blik op de 2e plaats gericht om via de nacompetitie te proberen promotie af te dwingen om volgend seizoen in de 1e klasse op zaterdag te gaan spelen. Daar zouden ze dan stadgenoot Olympia kunnen treffen, maar dan moet Olympia zich wel handhaven en dat zal nog een hele klus worden vrees ik. Op PD-wedstrijden zit men aan de Bodegraafstraatweg ongetwijfeld niet te wachten.

Het worden spannende weken.

22apr/220

Ken Newman – What am I afraid of

Ken Newman is een singer-songwriter-gitarist uit San Francisco. Naast zijn optredens in een rockduo met drummer David Rabkin, geeft Newman ook akoestische shows als soloartiest in Noord-Californië.  

Deze maand verschijnt zijn debuutalbum What am I afraid of. Het album is geproduceerd door Scott Mickelson en opgenomen in diens studio in Mill Valley, California. Newman heeft het album opgedragen aan zijn moeder Estelle Newman. De teksten zijn veelal maatschappijkritisch en zijn bijgevoegd bij het album. 

Het openingsnummer What am I afraid of, een opwindende uptempo rocker, schreef Newman samen met Scott Mickelson, die op veel nummers ook gitaar en bas speelt. Van dit titelnummer is een indrukwekkende videoclip gemaakt die op internationale filmfestivals prijzen heeft gewonnen in de categorie Music Video. Nothing to see here is ook een  uptempo rocker met lekker gitaarwerk. Het tempo gaat daarna iets terug in de ballad Danny don’t go upstairs. Totaal anders is het jazzy Talk to you, met trombone en trompet en fraai pianospel van Brendan Getzell. Fraai zijn de gitaarlicks in het opwindende I can’t breathe. We should do this again is mooi ingetogen gezongen ballad met fraai pianospel van Adam Rossi. Het soms lichtelijk psychedelische Dreaming of guns en het uptempo met strak drumwerk van Frank Reina gelardeerde I’m your .45 zijn songs over (de verheerlijking van) het wapenbezit. Melodieus is de bijdrage van gitarist Dennis Haneda in Away from you. The fish song is geschreven door de eveneens uit San Francisco afkomstige singer-songwriter E.G. Phillips. De zang van Newman, die hier ook keyboards speelt, roept in dit nummer herinneringen op aan David Bowie. Het album sluit af met een prachtige ingetogen akoestische versie (alleen zang en gitaar) van I can’t breathe.

Conclusie: Mijn eerste kennismaking met Ken Newman is mij goed bevallen. What am I afraid of ie een mooi debuutalbum.

Tracks cd:

  1. What am I afraid of
  2. Nothing to see here
  3. Danny don’t go upstairs
  4. Talk to you
  5. I can’t breathe
  6. We should do this again
  7. Dreaming of guns
  8. I’m your .45
  9. Away from you
  10. The fish song
  11. I can’t breathe (acoustic)

Line up:

  • Ken Newman – gitaar, zang, keyboards (track 10)
  • Scott Mickelson – gitaar (track 1,2,3,5,7,8), bas (track 1,2,3,6,8,10), percussie (track 6), keyboards (track 7,10)
  • Frank Reina – drums (track 1,2,4,5,8,9)
  • Kyle Caprista – drums (track 3,7)
  • Lilan Kane – zang (track 4)
  • Brendan Getzell – piano (track 4)
  • Luke Kirley – trombone (track 4)
  • Dave Len Scott – trompet (track 4)
  • David Hayes – bas (track 4)
  • Kevin White – bas (track 5,7,9)
  • Adam Rossi – piano (track 6)
  • Dennis Haneda – gitaar (track 9)
20apr/220

Jack Bottleneck & Band – Cow country

Johan Venema, in muziekkringen beter bekend onder zijn artiestennaam Jack Bottleneck, is een zanger-gitarist uit Rinsumageest, (gemeente Dantumadeel), een dorp in de Friese Wouden. Bottleneck was voor mij ook een onbekende totdat ik in 2015 kennis maakte met zijn lovend ontvangen debuutalbum Lost and found. Een album met een authentieke en eigenzinnige mix van country, rauwe blues, bluegrass, folk en americana.

Jack Bottleneck deelde het podium met o.a. Danny Vera, Julian Sas, The Hackensaw Boys, Scott H Biram en Henhouse Prowlers. Sinds 2019 speelt hij met zijn vaste band, bestaande uit bassist Rob Taekema, sologitarist Herman Frank en drummer Johannes Blanksma, alle drie door de wol geverfde musici die het podium met vele grootheden hebben gedeeld.

Deze maand verscheen Cow country, het nieuwe album van Jack Bottleneck. Net als zijn voorganger bestaat zijn tweede langspeler ook uit covers. Slechts het titelnummer werd door Rob Taekema geschreven.

Het soepele openingsnummer Ain’t waitin’ is een van de drie covers van de betreurde Amerikaanse singer-songwriter Justin Townes Earle (1982 - 2020). Meteen valt de rauwe gruizige zang op. De stem van Bottleneck in Blind love van Tom Waits doet me behalve aan Waits ook denken aan Michael de Jong. Prachtig is ook de lyrische gitaarsolo. Rory Gallagher ’s boogie Loanshark blues is een live-uitvoering, met prominent drumwerk, keyboards en een felle gitaarsolo. Through the aches is een mooie bluesballad geschreven door de Zweedse singer-songwriter Daniel Norgren. Een van de hoogtepunten van het album is Who’s gonna shoe your pretty little feet, een traditional die voor het eerst in 1929 door de stringband Mc Cartt Brothers & Patterson werd opgenomen, maar vooral bekend is geworden in de uitvoering van Woody Guthrie. De uitvoering van Bottleneck en de zijnen is ook authentiek met fraai mandolinespel. Halfway to Jackson van Justin Townes Earle rockt lekker weg met felle gitaarsolo’s en fraaie basloopjes. Het titelnummer Cow country is het enige eigen nummer. Rob Taekema schreef deze prachtige ballad. De tweede cover van Daniel Norgren is uptempo met keyboards en aanstekelijk gitaarwerk. What ever turns you on is een song van de uit Virginia afkomstige bluegrassband The Hackensaw Boys. Mooi gezongen, droog drumwerk, flarden keyboards en een indringende gitaarsolo. Het album eindigt met een strakke versie van Christchurch woman, de derde cover van Justin Townes Earle.

Conclusie: Na Lost and found heeft Jack Bottleneck met Cow country wederom een authentiek en zeer smaakvol album afgeleverd.   

Tracks cd:

  1. Ain’t waitin’
  2. Blind love
  3. Loanshark blues (live)
  4. Through it aches
  5. Who’s gonna shoe your pretty little feet
  6. Halfway to Jackson
  7. Cow country
  8. What ever turns you on
  9. The sweet
  10. Christchurch woman

Line up:

  • Jack Bottleneck – zang, gitaar
  • Rob Taekema – bas, keyboards
  • Herman Frank – gitaar
  • Johannes Blanksma – drums
17apr/220

Mentaliteit

Opnieuw heeft een voetbalvereniging moeten besluiten een voetbalteam met onmiddellijke ingang terug te trekken uit de competitie. Selectiespelers van het standaardelftal van de Rotterdamse derdeklasser HOV/DJSCR hadden besloten te stoppen, en mede daardoor verloor het team zondag vorige week zondag met maar liefst 0 - 13 van GSC/ODS. De Dordtenaren waren trouwens blij dat ze, in tegenstelling tot die week daarvoor, nu zelf geen personele problemen hadden.

Wat is er aan de hand vraag je je af. Waar hebben we eerder gezien dat voetballers er midden in het seizoen geen zin meer in hebben en doodleuk de meest uiteenlopende smoesjes verzinnen om maar niet te hoeven spelen. Laat staan trainen, want als trainer moet je toch gek worden als je op een training maar 6 of 7 spelers ziet verschijnen. ONA kan er helaas ook over meepraten want ook hier zag het bestuur geen andere mogelijkheid dan de stekker er uit te trekken.

Maar het betreft niet alleen standaardelftallen. Eind vorig jaar trok Olympia hun tweede zondagteam terug. Veel spelers hadden geen zin meer begreep ik. En dan speel je notabene in de reserve hoofdklasse. Behalve dat terugtrekking de club duizenden euro’s kost, dupeer je ook je teamgenoten die wel graag een balletje willen trappen. En de gevolgen voor de tegenstanders zijn soms ook niet echt leuk.

Of het een probleem is van het zondagvoetbal weet ik niet. Zaterdagmiddag deed ik verslag van de wedstrijd GSV – Moordrecht. De bezoekers, die binnenkort een prachtige nieuwe accommodatie in gebruik hopen te nemen, hebben ook regelmatig grote moeite om een representatief elftal op te been te brengen hoorde ik uit betrouwbare bron. Men heeft zich nu al verzoend met degradatie naar de 5e klasse. 

Het zal de tijdgeest wel zijn. Maar begrijpen doe ik het eigenlijk niet.

11apr/220

We gaan knallen

‘Mannen naar de bus, de wedstrijdbespreking doen we daar om 13.10 uur. We gaan knallen’. Met deze woorden stuurde de trainer van Olympia zijn voetballers naar de gereedstaande bus. Op weg naar St. Willebrord.

Een zonnige zondagmiddag op Sportpark ‘De Gagelrijzen’ in het Brabantse kerkdorp St. Willebrord. Vanmiddag moest er absoluut gewonnen worden. Dat gold ook voor tegenstander Rood-Wit. Aan een gelijkspel had niemand wat. Het publiek ging er dus goed voor zitten.

In een niet hoogstaande wedstrijd gaf Olympia twee keer snel een voorsprong prijs, maar uiteindelijk werd in de slotfase toch de 2-3 op het scorebord getoverd. Het Goudse feestje kon beginnen.

En het werd een Gouds feestje. Eerst in de overvolle kantine van Rood-Wit, waar men op een groot scherm naar de Amstel Gold Race keek. Geen wonder natuurlijk want St-Willebrord staat bekend als een echt wielerdorp, met beroemde (oud) inwoners als Wim van Est, Jacques Hanegraaf, Rini Wagtmans en Wout Wagtmans. De bierpompen draaiden op volle toeren en de Brabantse worstenbroodjes waren niet aan te slepen.

Op de terugreis naar Gouda ging het feest volop verder. Mede dankzij de spiritualiën was de stemming opperbest. De eerste overwinning van 2022 mocht worden gevierd. Ik heb me zelfs laten verleiden om ook een stukje karaoke te doen. Als troost voor Rood-Wit heb ik me even bezondigd aan de tearjerker ‘Huilen is voor jou te laat’ van Corrie Konings, de zangeres met roots in St. Willebrord.

Na een noodzakelijke sanitaire stop en nadat de beschadigde bus (een in de weg staand paaltje bij ‘De Gagelrijzen’ ging niet opzij), twee keer de rotonde op de Bodegraafsestraatweg had genomen, waren we weer thuis. Olympia had inderdaad geknald. De kans op ontsnapping uit de degradatiezone was met beide handen aangegrepen.  

8apr/220

Scott Mickelson – Known to be unknown

De Amerikaanse singer-songwriter-producer Scott Mickelson is geboren en getogen in Massachusetts en woont sinds de jaren ’80 van de vorige eeuw in San Francisco. Op jonge leeftijd treedt Mickelson op in clubs als CGGB’s in New York en hij krijgt op zijn 17e een platencontract. Als voorman van de folkrockband Fat Opie maakt hij vijf albums. In 2015 verschijnt zijn eerste soloalbum Flickering. Voor dit album wordt hij onderscheiden met twee Grammy Ballot onderscheidingen als Best Folk Album en Best Roots Music Performance.   

Deze maand verschijnt Known to be unknown, het nieuwe en vierde soloalbum van Scott Mickelson.

Het openingsnummer UNarmed american is een meeslepende binnenkomer, met stomende elektrische gitaren, een stuwende bas en met een groot koor. In dit politiek geladen nummer, tevens de 1e single van het album, draagt Mickelson zijn boodschap over wapengeweld en wapenbeheersing in de VS uit. Go to bed hungry is een prachtige georkestreerde song met mooie harmoniezang. A murder of crowns schreef Mickelson in de eerste weken van de lockdown. Mensen deden wat hen gevraagd werd maar anderen verzetten zich tegen de coronamaatregelen. Een prachtige song met mandoline en cello en tevens onlangs ook op single uitgebracht. Het stevig rockende Ithaca met scheurende gitaar en mondharp doet me denken aan Warren Zevon. Na het melodieuze Only ugly when you cry wordt de instrumental Chicago Transit Authority voorgeschoteld. Lekkere jazzrock/big band jazz met trombone, tuba en trompet verwijzend naar de beginsound van de band Chicago. Die trying is ook stevig met gitaar en orgel. Blur in the memory is een heel kort (ruim een minuut) durend instrumentaal psychedelisch intermezzo. Het album sluit af met een mooie akoestische versie van UNarmed american.  

Conclusie: Hoe vaker je Known to be unknown draait, hoe meer het genieten is..

Tracks cd:

  1. UNarmed american
  2. Go to bed hungry
  3. A murder of crows
  4. Ithaca
  5. Only ugly when you cry
  6. Chicago Transit Authority
  7. Die trying
  8. Blur in the memory
  9. UNarmed american (acoustic)

Line up:

  • Scott Mickelson – zang, gitaren, orgel, mondharmonica,   
  • Frank Reina – drums
  • Sadie Mickelson – cello
  • Luke Kirley – trombone, tuba
  • Cayce Carnohan – trompet
  • Ben Morrison, Sam Chase, Josh Windmiller, Brad Brooks, Ken Newman, Mick Shaffer, Jesse Brewster, Shannon Koehier, Davind Luning – vocals (track 1)
6apr/220

The Blues Band – So long

The Blues Band wordt in 1979 opgericht door twee ex leden van Manfred Mann, zanger- mondharmo-nicaspeler Paul Jones, en gitarist Tom McGuinness. De eerste line-up bestaat verder uit bassist Gary Fletcher (The Wildcats), slide-gitarist Dave Kelly (The John Dummer Band) en drummer Hughie Flint (John Mayall’s Bluesbreakers). In 1982 vervangt drummer Rob Townsend (Family) Hughie Flint. In 1980 verschijnt hun debuutalbum The Official Blues Band Bootleg Album, een mix van bluesstandards en originele songs. The Blues Band wordt in 1983 kortstondig ontbonden om in 1986 opnieuw te worden opgericht. Met grote regelmaat komen er daarna nieuwe albums van The Blues Band uit.

Eind maart verscheen hun nieuwe album So long. De band kondigt zelf aan, en de titel is misschien veelzeggend, dat dit hun laatste album zal zijn. Gezien hun leeftijd zou dit zo maar het geval kunnen zijn want het zijn dikke zeventigers en Paul Jones en Tom McGuinness hebben zelfs al 80 kaarsjes uitgeblazen. So long bevat 16 tracks, waarvan drie covers en voor verschillende bekende oudgedienden uit de Britse bluesscene (o.a. Albert Lee, Zoot Money, Bob Hall en Ben Waters) zijn op het album gastrollen weggelegd.

Het album opent met een strakke opwindende versie van de Skip James klassieker Hard times killing floor uit 1931, gevolgd door de stomende boogie Sweet sweet girl, met een vette slide en een glansrol van pianist Ben Waters. Tough times is een tamelijk ingetogen blues met mondharp, Bob Hall op piano en de legendarisch Zoot Money op orgel. Op de funky blues Hoggin’ horen we een flonkerende pianosolo van Ben Waters, naast het prominente drumwerk van Rob Townsend en de charismatische zang van Paul Jones. Gary Fletcher neemt de leadvocals voor zijn rekening in de door een vuige mondharp gedreven rocker Don’t let it be you. Them ol’ crossroads blues is een uitbundige door Dave Kelly gezongen stomende bluesrocker met een vette slidesolo en een hamerende piano van Bob Hall. Een glansrol is daarna weer weggelegd voor Paul Jones (zang en mondharp) in de Eric Bibb cover Don’t ever let nobody drag your spirit down. Gitarist Tom McGuinness is de leadzanger in de midtempo blues Midnight bus. Verrassend is To love somebody, een cover van The Bee Gees. Met Zoot Money op orgel en de backingvocals van The Paulettes wordt dit nummer min of meer omgetoverd in een soulballad. In het funky Something yoy heard is Paul Jones weer sterk op dreef met zijn zang en indringende mondharpsolo. Na de door McGuinness met licht trillende stem gezongen slowblues Bring on the blues, gaan alle remmen los in het opwindende Ti fi une grande dame maintenant (big girl) met fraaie gastrollen van pianist Ben Waters, gitarist Albert Lee, violist Steve Simpson en bandlid van het eerste uur Hughie Flint op bodhrán (Ierse trommel). Sterk is Jones weer in Come on give me some blues. Fletcher neemt de lead vocals daarna weer voor rekening in de rustige blues My love made you wrong. Na de mooie soulballad Tough love wordt het album met Tick tock melodieus en met een huilende mondharp afgesloten.   

Conclusie: De tijd zal het leren of dit album het definitieve afscheid is, maar als So long het laatste album is van The Blues Band dan hebben deze door de blueswol geverfde veteranen de fans een mooi afscheidscadeau gegeven. En anders, tot ziens.

Tracks cd:

  1. Hard times killing floor
  2. Sweet sweet girl
  3. Tough times
  4. Hoggin’
  5. Don’t let it be you
  6. Them ol’ crossroads blues
  7. Don’t ever let nobody drag your spirit down
  8. Midnight bus
  9. To love somebody
  10. Something you heard
  11. Bring on the blues
  12. Ti fi une grande dame maintenant (big girl)
  13. Come on give me some blues
  14. My love made you wrong
  15. Tough love
  16. Tick tock

Line up The Blues Band:

  • Paul Jones – mondharmonica, zang (track 2,4, 7, 10, 13, 15)
  • Gary Fletcher – akoestische en elektrische gitaar, bas, elektrische piano, orgel, zang (track 5,14)
  • Dave Kelly – akoestische en elektrische gitaar, slide, wah wah gitaar, zang (track 1, 3, 6, 9, 12, 16)
  • Tom McGuinness – akoestische en elektrische gitaar, mandoline, zang (track 8, 11)
  • Rob Townsend - drums
  • Guest musicians:
  • Ben Waters – piano (track 2, 4, 12, 13)
  • Zoot Money – orgel (track 3, 9)
  • Bob Hall – piano (track 3, 6)
  • The Paulettes – backing vocals (track 9)
  • Albert Lee – gitaar (track 12)
  • Steve Simpson – viool (track 12)
  • Hughie Flint – bodhrán (track 12)
5apr/220

Kenny ‘Blues Boy’ Wayne – Blues from Chicago to Paris

Pianist en singer-songwriter Kenny ‘Blues Boss’ Wayne wordt als Kenneth Wayne Spruell geboren op 13 november 1944 in Spokane, Washington. Via zijn moeder wordt Kenny beïnvloed door de muziek van Nat King Cole, Little Willie John en Fats Domino en later wordt hij geïnspireerd door pianisten als George Shearing, Erroll Garner, Mongo Santamaria, Ray Charles, Charles Brown, Floyd Dixon, Big Joe Turner, Johnny Johnson en Amos Milburn. In de jaren ’60 en ’70 is Wayne in Los Angeles sideman bij verschillende pop- en rockmusici. In de jaren ’80 verhuist hij naar Vancouver, British Columbia en daar krijgt hij zijn bijnaam ‘Blues Boss’ opgeplakt. In 1995 verschijnt zijn debuutalbum Alive & loose. In 2017 wordt Kenny ‘Blues Boss’ Wayne opgenomen in The Boogiewoogie Piano Hall of Fame in Cincinnati, Ohio.

Begin maart verscheen er na twee jaar weer een nieuw album van Kenny ‘Blues Boy’ Wayne. Op dit album, Blues from Chicago to Paris, brengt Wayne een ode aan de legendarische blueszanger, bassist, componist Willie Dixon (1915 – 1992) en blues- en boogiewoogie pianist en zanger Memphis Slim (1915 – 1988). De 17 songs op het album stammen uit de jaren ’50, begin jaren ’60 van de vorige eeuw. Memphis Slim (geboren als Peter Chatman) verhuisde in 1962 naar Parijs, alwaar hij ook op 24 februari 1988 overlijdt. Vandaag ook de naam van het album Blues from Chicago to Paris.

Het overgrote deel van de zeventien songs zijn composities van Willie Dixon, maar het album opent en eindigt met een nummer van Memphis Slim. Het album is een variatie van uptempo boogiewoogie (Rock and rolling this house, Somebody tell that woman),langere(jazzy) ballads (A new way to love, Messin’ round with the blues, I got a razor) en, shuffles (African hunch). Nummers als Got you on my mind, Don’t let the music die, I ain’t gonna be no monkey man) zijn fraaie vertolkingen van het legendarische Big Three Trio van Willie Dixon eind jaren ’40, begin jaren ‘50. In die, maar ook in andere songs, is de duozang met Russel Jackson, die in sommige nummers op bas mag soleren, fraai. Soms is de geest van Mose Allison aanwezig (One more time). In Pigalle love worden zoete herinneringen aan Place Pigalle in Parijs opgehaald. 

Conclusie: Blues from Chicago to Paris is een prachtige ode van Kenny ‘Blues Boy’ Wayne aan de grootheden Willie Dixon en Memphis Slim. Verplichte aanschaf van liefhebbers van ‘old school’ pianoblues.  

Tracks cd:

  1. Rock and rolling this house
  2. The way she loves a man
  3. A new way to love
  4. Reno blues
  5. African hunch
  6. Just you and I
  7. Messin’ round (with the blues)
  8. One more time
  9. Somebody tell that woman
  10. Stewball
  11. After while
  12. Got you on my mind
  13. Don’t let the music die
  14. Pigalle love
  15. I ain’t gonna be no monkey man
  16. I got a razor
  17. Wish me well

Line up :

  • Kenny Wayne – piano, zang
  • Russel Jackson – akoestische bas, zang
  • Joey DiMarco – drums