Gerritschinkel.nl Columns & meer

12okt/200

Elvin Bishop & Charlie Musselwhite – 100 Years of blues

Bluesgitarist/zanger Elvin Bishop is geboren op 21 oktober 1942, Glendale, California. In de vroege jaren ’60 raakt hij in Chicago bevriend met Paul Butterfield en speelt tot 1968 in The Paul Butterfield Bluesband. In 1969 richt hij The Elvin Bishop Group op. In 1976 heeft hij een wereldhit met Fooled around and fell in love. Na het uiteenvallen van The Elvis Bishop Group maakt hij meerdere soloalbums. Bishop is ook een veel gevraagd sessiemuzikant en speelt op platen van o.a. John Lee Hooker en Clifton Chenier.

Mondharmonicaspeler/gitarist Charlie Musselwhite is geboren op 31 januari 1944, Kosciusko, Mississippi. Als tiener beleeft hij in Memphis, Tennessee, waar hij inmiddels woont, de periode van rockabilly, western swing, blues en rock ‘n ‘ roll. Later gaat hij studeren in Chicago en daar leert hij  Muddy Waters, Junior Wells, Sonny Boy Williamson, Buddy Guy, Little Walter en Howlin’ Wolf kennen. Hij richt Charley Musselwhite ’s Southside Band op en in 1967 verschijnt hun eerste album. Hij speelt ook op albums van o.a. Bonnie Raitt, Tom Waits en INXS (Suicide blonde). Er verschijnen de laatste jaren met grote regelmaat nieuwe platen van Musselwhite.

Deze twee bluesveteranen hebben elkaar gevonden en vorige maand verscheen hun album 100 Years of blues. De meeste nummers van dit album zijn geschreven door Bishop en/of Musselwhite.

Het openingsnummer, de John Lee Hooker achtige bluesstomper Birds of a feather, beklemtoont meteen hun innige samenwerking getuige de beginzinnen: Hey! Here we are, birds of a feather, A whole bunch of blues lovers gathered together. Fixin’ to get loose, have a good time Like brother Charlie says, ‘I ain’t lyin’. So clap, stomp, holler and yel. We’re all friends here so what the hell.

In de slowblues West Helena blues, een compositie van pianist Roosevelt Sykes is een absolute hoofdrol weggelegd voor de huilende mondharp van Musselwhite. In de gruizige boogie What the hell vragen Musselwhite en Bishop zich vertwijfeld af wat er in Gods naam in hun land aan de hand is. Fantastisch is de slide van Musselwhite daarna in de slowblues Good times  waarin het pianospel me doet denken aan Otis Spann. In Old school is de duozang mooi in het refrein en in If I should have bad luck trekken de heren weer fel van leer. Een rustpunt is Leroy Carr’s Midnight hour blues met ingetogen mondharp, maar in Blues why do you worry me is het met de relatieve rust gedaan en gaan gitaar en mondharp er naast de piano van Bob Welsh weer volop tegenaan. Ook in de instrumental Southside blues boksen gitaar en mondharp tegen elkaar op. Blues for yesterday is een slowblues met een ‘rollende’ piano. Verpletterende mondharpsolo’s zijn er in de intense versie van de bekende Sonny Boy Williamson/Willie Dixon bluesstandaard Help me. In het slot- en titelnummer, de talking blues 100 Years of blues, vertelt Bishop over zijn bluesavonturen terwijl Musselwhite er met zijn mondharp over heen davert. “You can’t teach an old dog new tricks”, zegt Bishop tegen zijn kompaan en hij hoopt dat hij en Charlie nog lang blijven doen wat ze nu doen. Blues maken dus!    

Conclusie: 100 Years of blues is een album met heerlijke eerlijke blues van twee energieke bluesveteranen

Tracks:

  1. Birds of a feather
  2. West Helena blues
  3. What the hell
  4. Good times
  5. Old school
  6. If I should have bad luck
  7. Midnight hour blues
  8. Blues why do you worry me
  9. Southside slide
  10. Blues for yesterday
  11. Help me
  12. 100 Years of blues

Line up:

  • Elvin Bishop – gitaar, zang
  • Charlie Musselwhite – harmonica, zang, slide gitaar (track 4)
  • Bob Welsh – gitaar (track 1,3,5,6,7,9,12), piano (track 2,4,8,10,11)
  • Kid Andersen – contrabas (track 1,4,5,12)
9okt/200

Scott Cook – Tangle of souls

Scott Cook is een Canadese roots-balladeer uit Alberta. Hij wordt wel de hardst werkende doe-het-zelf rondreizende troubadour genoemd. Hij toert sinds 2007 bijna onophoudelijk door Canada, de VS, Europa, Azië en Australië. Per jaar geeft hij gemiddeld 150 shows. Cook is een idealist en gelooft dat zijn liedjes nog steeds je leven en de wereld kunnen veranderen. Het Britse tijdschrift Maverick Country noemde hem ooit een van Canada’s meest inspirerende en fantasierijke verhalenvertellers. In 2007 komt zijn debuutalbum Long way to wander uit.

Deze maand verschijnt Tangle of souls, het zevende album van Scott Cook. Het album is opgenomen in Australië en Canada met de intercontinentale stringband The She’ll Be Rights, bestaande uit o.a. de Canadese banjo- en mandolinespeler Bramwell Park en de Australische contrabassist Liz Frencham. Was zijn vorige album Further down the line verpakt in een 132 pagina’s tellend boekje, Tangle of souls gaat vergezeld van een in stof gebonden boekwerkje met harde kaft van maar liefst 240 pagina’s. Naast de (filosofische) verhalen zijn bij elk liedje teksten en spreuken opgenomen van o.a. Walt Whitman, Leonard Cohen, Woody Guthrie, Bruce Springsteen, John Burroughs, en A.A. Milne (Winnie the Pooh). De prachtige tekeningen zijn van Cecilia Sharpley.

De meeste songs op Tangle of souls zijn langzame nummers, maar het openingsnummer Put your good foot in the road is opwindende uptempo bluegrass met fiddle en mandoline. De warme, enigszins klagende zang van Cook doet me in Leave a light on denken aan Steve Earle. Just enough, Say can you see en Tulsa zijn langzame nummers met fraaie begeleiding (banjo, dobro, fiddle en mandoline). What to keep is een mooie song met alleen akoestische gitaar en zang. Een van de twee covers op het album is Passin through, een folksong van de Amerikaanse hoogleraar Engels Dick Blakeslee uit 1948. De song vertelt het verhaal van de Chileense volkszanger en activist Victor Jara. Een heel mooie uitvoering van Cook met heerlijke begeleiding op dobro, mandoline en fiddle. Rollin’ to you is weer uptempo bluegrass. Let love have it’s way wordt gekenmerkt door de fraaie baslijnen van Liz Frencham, een tokkelende banjo en een slepende vioolsolo. De tweede cover Why am I leaving my home again van Scotty Dunbar is countryfolk met fraaie harmonieën en een vioolsolo. Rijk geïnstrumenteerd is het titelnummer, het melodieuze Tangle of souls. Het album sluit af met de slepende instrumental Right to roam, met hoofdrollen voor fiddle, dobro, banjo en gitaar.

 Conclusie: Met het mooie boekwerkje bij de hand met de verhalen achter de songs, is het prettig om naar Tangle of souls te luisteren.

Tracks:

  1. Put your good foot in the road
  2. Leave a light on
  3. Just enough empties
  4. Say can you see
  5. Tulsa
  6. What to keep
  7. Passin through
  8. Rollin’ to you
  9. Let love have it’s way
  10. Why am I leaving my home again
  11. Tangle of souls
  12. Right to roam

Line-up

  • Scott Cook – zang, gitaar (track 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10), banjo (track 12)
  • Liz Frencham – contrabas, backing vocals
  • Bramwell Park – banjo (track 2,3,4,8,9), mandoline (track 1,5,7,10,11), gitaar (track 11,12), backing vocals (track 1,2,3,4,5,8,9,10,11)
  • Esther Henderson – fiddle (track 1,8,12)
  • Kat Mear – fiddle (track 4,7,9,11), backing vocals (track 2,4,7,10,11)
  • Cam Neufeld – fiddle (track 2,9)
  • Adam Iredale-Gray – fiddle (track 10)
  • Lindsay Martin – fiddle (track 2)
  • Anna Tivel – fiddle (track 5)
  • Pete Fidler – dobro (track 3,7,11,12)

 

6okt/200

Rory Gallagher – The best of Rory Gallagher

Het is dit jaar 25 jaar geleden dat de op 2 maart 1948 in Ballyshannon geboren Ierse bluesgitarist en – zanger Rory Gallagher in Londen op 47 jarige leeftijd overleed.

Vorig jaar was het 50 jaar geleden dat de eerste plaat van Rory Gallagher uit kwam. Om dat te vieren werd Blues uitgebracht, een dubbelalbum met 36 zeldzame en nooit uitgebrachte opnamen uit de periode 1971 – 1994. In maart van dit jaar verscheen er weer een dubbelalbum van Gallagher. Check shirt wizard – Live in ’77, ook een dubbelalbum, met live opnamen van concerten in Brighton, Sheffield, Londen en Newcastle.

Op 9 oktober a.s. brengt UMC weer een dubbelalbum van Rory Gallager uit. Op dit album, The best of Rory Gallagher, staan 30 tracks, afkomstig van de studioalbums die hij maakte met Taste tot en met zijn laatste soloalbum uit 1990 en een nooit eerder verschenen opname van Gallagher met Jerry Lee Lewis.

Op cd 1 staan twee nummers van het album On the boards van Taste, het 2e (en tevens laatste) studioalbum van dit Ierse trio dat naast Rory Gallagher bestond uit bassist Richard McCracken en drummer John Wilson. What’s going on is vette bluesrock, maar It’s happened before it’ll happen again is lekker jazzy met een lange altsaxsolo van Rory. Na het uiteenvallen van Taste formeerde  Gallagher een nieuw trio met bassist Gary McAvoy en drummer Wilgar Campbell.

In 1971 verscheen hun debuutalbum Rory Gallagher. Furieus is het gitaarspel in I fall apart, maar dat het ook mooi akoestisch kan zijn bewijst Just the smile. In 1971 kwam ook Deuce uit, de samenstelling van de band was hetzelfde gebleven. Hier is ook de meer akoestische kant van Gallagher te horen, zoals zijn solo in I’m not awake yet en de geheel akoestische blues Out of my mind. Maar in Crest of a wave gaat het er weer steviger aan toe met Rory op slide.

In 1973 kwamen er twee albums uit, Blueprint en Tattoo. De plaats van drummer Wilgar Campbell was ingenomen door Rod D’Ath en nieuw was ook keyboardspeler Lou Martin. De invloed van Martin is duidelijk te horen zoals zijn klaterende pianospel in Daughter of the everglades en hij voegt in het fel rockende Tattoo’d lady net dat extra tintje toe. Wervelend pianospel is ook te horen in All around man, van het album Against the grain uit 1975. In deze slowblues is de slide van Rory groots.

In 1976, de samenstelling van Rory ’s band is onveranderd, verscheen het album Calling card. Een album variërend van stevige lyrische bluesrock (Edged in blue) tot jazzy songs als het titelnummer.

Op de albums Photo finish (1978) en Top priority (1979) is er weer sprake van een trio. De enige constante factor in Rory ’s band is behalve hemzelf bassist Gerry McAvoy. Lou Martin is er niet meer bij en de plaats van drummer Rod d’Ath is ingenomen door Ted McKenna. De keyboards zijn dan wel verdwenen, de sound is en blijft stevig rockend zoals te horen in Shadow play, Follow me en Philby.

Op cd 2 staan twee tracks van Taste, het debuutalbum van Taste uit 1969, de bluesrocker Blister on the moon en de acht minuten durende slowblues Catfish, met verschroeiend gitaarwerk. Van Blueprint het fel rockende Walk on hot coals en van Tattoo de ronduit schitterende ballad A million miles away met alle bandleden in absolute topvorm en de boogie They don’t make them like you anymore. Verschroeiend gitaarwerk is te horen in Moonchild (Calling card), Bought and sold (Against the grain), de intense gitaarrocker Cruise on out (Photo finish) en Bad penny (Top priority).

In de jaren ’80 bracht Rory Gallagher twee studioalbums uit, Jinx (1982) en Defender (1987). Met een nieuwe drummer Brendan O’Neill. Van Jinx horen we de bluesrocker met mondharp Jinxed en van Defender de gitaarboogie Loanshark blues en het akoestische Seven days.

In 1990 werd Fresh evidence, het laatste album van Rory Gallagher uitgebracht. Er was weer een keyboardspeler ‘aan boord’ in de basis-line-up , John Cooke. Van dit laatste album is de ruim acht minuten lange boogie Ghost blues opgenomen.

In 2011 verscheen postuum het album Notes from San Francisco. Van dit album is de fraaie ballad Wheels within wheels op deze best of terecht gekomen.

Het enige nummer op dit verzamelalbum dat nooit eerder is uitgebracht is een outtake van de London Sessions van Jerry Lee Lewis uit 1973. Rory Gallagher zingt en speelt gitaar op de Stones klassieker (I can get no) satisfaction.

Conclusie: Dit verzamelalbum geeft een schitterend overzicht van de carrière van een fantastische gitarist.

Tracks cd 1:

  1. What’s going on (Taste)
  2. Shadow play
  3. Follow me
  4. Tattoo’d lady
  5. All around man
  6. I fall apart
  7. Daughter of the everglades
  8. Calling card
  9. I’m not awake yet
  10. Just the smile
  11. Out of my mind
  12. Edged in blue
  13. Philby
  14. It’s happened before, it’ll happen again (Taste)
  15. Crest of a wave

Tracks cd 2:

  1. Bad penny
  2. Walk on hot coals
  3. Blister on the moon (aste)
  4. Loanshark blues
  5. Bought and sold
  6. A million miles away
  7. Wheels within wheels
  8. Seven days
  9. Ghost blues
  10. Cruise on out
  11. (I can get no) satisfaction (outtake met Jerry Lee Lewis)
  12. They don’t make them like you anymore
  13. Moonchild
  14. Jinxed
  15. Catfish (Taste)
5okt/200

De leegheid

Er heerste afgelopen weekend een trieste sfeer langs de sportvelden. Het woord sfeer is hier eigenlijk totaal niet op zijn plaats want bij sfeer denk ik aan vrolijkheid, gezelligheid en plezier. Aan sporters die op zaterdag en zondag goedgemutst met hun sportspullen naar de club gaan. En aan supporters die al dan niet met vlaggen en toeters hun favorieten gaan aanmoedigen.

Maar alles is nu anders. Er mag worden gesport, maar de kantines en veelal ook de kleedkamers zijn gesloten. Publiek is persona non grata. Slechts een beperkt aantal mensen mag het sportcomplex op. Op de tribunes kun je een kanon afschieten en dan raak je niemand. Meerdere sportclubs hadden slimme maatregelen getroffen. SV Gouda had net een grote tent neergezet om meer ruimte te creëren, maar die staat nu werkeloos te zijn.

Een sportwedstrijd zonder publiek is nu te vergelijken met een slagroomtaart zonder slagroom. Met een zwembad zonder water. Met een spannend boek zonder plot. Met een tandem zonder duopassagier. Met een aquarium zonder vissen.

Maar supporters zijn ook nu niet voor één gat te vangen. In Katwijk stonden de fans in de duinen de wedstrijd van Quick Boys te volgen. Bij meer voetbalclubs is het mogelijk om toch een glimp op te vangen van de wedstrijd. Vanaf huizen aan de Walvisstraat kun je ONA heel goed zien spelen. Het Groenhovenpark is een openbaar gebied en vanachter de hekken kun je Gouda zien voetballen. Jodan Boys 1 vanaf de Goejanverwelledijk. Olympia vanuit huis aan de Breevaarthoek. GSV vanaf de Sportlaan. Bij DONK kun je met een verrekijker de Oostpolder in.

Maar de leegheid op de voetbalvelden los je zo helaas niet op. Waarom de voetbalcompetitie niet drie weken stilgelegd?

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
3okt/200

Douglas Greer – My last storm

De Amerikaanse singer-songwriter Douglas Greer is geboren in Port Acres, Texas en woont tegenwoordig in Galveston, Texas. Zijn stijl wordt vergeleken met die van musici als Ryan Adams, Joe Ely, Waylon Jennings en Steve Earle. In 2006 verschijnt zijn debuutalbum Just a man. Dit lovend ontvangen album bereikt de eerste plaats van de Euro Americana Chart. Ook zijn tweede album Baja Louisiana uit 2016 krijgt gunstige kritieken. Greer’s muziek wordt in Nederland uitgebracht op Continental Record Services, het label dat ook andere internationale rootsartiesten als Chip Taylor, Israel Nash, Carter Sampson en Levi Parham onder contract heeft. Douglas Greer is in Nederland een graag geziene gast en heeft hier regelmatig opgetreden in clubs en in radioshows, vaak samen met de eveneens uit Texas afkomstige singer-songwriter Dick LeMasters.

Gelukkig hebben de fans geen tien jaar hoeven wachten op een nieuw album van Douglas Greer. Op 18 september jl. verscheen My last storm. Dit 3e album van Greer is opgenomen in Mark Hallman Congress House Studio in Austin, Texas. Alle elf songs zijn geschreven door Greer, twee schreef hij samen met anderen. De line-up op My last storm is vrijwel hetzelfde als op zijn vorige album.

My bible and my gun is de Steve Earle achtige rockende opener. Greer woont midden in de streek van the Bible Belt en Gun Country. Religie en wapens gaan daar vaak hand in hand en dit was de aanleiding om hier een song over te schrijven. Het titelnummer My last storm is een prachtige ballad en door de accordeon en de mooie vioolsolo’s waan je je in Ierse sferen. Greer woont aan de Golf van Texas en hij haalde voor dit nummer inspiratie uit de vele overstromingen die deze streek in de loop der jaren hebben geteisterd. Ride that dragon is stevige rootsrock en het samen met zijn broer Joe geschreven Million beers is uptempo countryrock met een twangy gitaarsolo. Greer schreef Like a glove samen met de Texaanse singer-songwriter Robert Frith. Het is een mooie ballad met fraaie pianoklanken. De geweldige vioolsolo’s brengen een cajunachtige sfeer in de uptempo countryrocker As real as me. Een heerlijk nummer dat op het repertoire van Steve Riley and the Mamou Playboys zou kunnen staan. Felle gitaarlicks en golvende orgeltonen kenmerken het sterk rockende Grown man en ook in Superpower gaat het er stevig aan toe. Maar At the mercy of the criminal is weer een fraaie ballad, met een tokkelende banjo en ingetogen enigszins gruizige zang van Greer in een bad van orgeltonen. Douglas Greer zat ooit in de band Amos Moses. Die band speelde ook zijn nummer Happy you’re gone, girl, een lied over een meisje dat hem verliet maar waar jij uiteindelijk toch niet rouwig om was. Het is hier pure powerpop en is een ode aan de Britse band Squeeze, waar Greer nog steeds een fan van is. Het slotnummer Canada won’t let me in is een countryballad met een verrukkelijke accordeon. De aanleiding voor het schrijven van deze ballad was het feit dat Greer ooit vijf jaar Canada niet in mocht. Ik weet niet of jij Canada nu wel in mag, maar hoe dan ook, je bent wat mij betreft van harte welkom in Nederland Douglas.

 Conclusie: My last storm is een album waarop Douglas Greer zijn persoonlijke verhalen, samen met zijn medemusici, muzikaal op grootse wijze verwoordt. Kortom, een uitstekend rootsalbum.

Tracks:

  1. My bible and my gun
  2. My last storm
  3. Ride that dragon
  4. Million beers
  5. Like a glove
  6. As real as me
  7. Grown man
  8. Superpower
  9. At the mercy of the criminal
  10. Happy you’re gone, girl
  11. Canada won’t let me in

Line-up

  • Douglas Greer – zang, akoestische gitaar,
  • Mark Hallman – drums, bas, keyboards, gitaar, banjo, piano, accordeon, zang, backing vocals
  • Bradley Kopp – elektrische gitaar
  • David Grissom – elektrische gitaar (track 1, 7)
  • Richard Bowen – viool

 

 

2okt/200

Ronnie Earl & The Broadcasters – Rise up

De Amerikaanse bluesgitarist Ronnie Earl wordt als Ronald Horvath op 10 maart 1953 geboren in New York. Tijdens zijn studie aan de Universiteit van Boston wordt zijn interesse gewekt voor de blues. Hij gaat zelf musiceren en neemt in die tijd zijn artiestennaam Earl aan. Deze naam is ontleend aan zijn grote voorbeeld, bluesgitarist Earl Hooker. Earl is medeoprichter van Sugar Ray & The Bluetones en is hij van 1979 tot 1987 lid van Roomful of Blues. Daarna gaat hij op de solotoer en in 1988 formeert hij zijn eigen band The Broadcasters. Hij wint meerdere prijzen waaronder The Blues Music Award voor beste gitarist in 1997, 1999, 2014 en 2018.

Op 11 september jl. verscheen er weer een nieuw album van Ronnie Earl & The Broadcasters. Op Rise up, zijn 23e, staan 15 songs over o.a. actuele gebeurtenissen in 2020. De meeste songs zijn opgenomen in zijn woonkamer, maar er staan ook een aantal live-opnames op. De woonkameropnames werden gemaakt toen Earl van een rugoperatie herstellende was en nog net voordat de COVID-19 pandemie uitbrak. De liveopnamen zijn van een optreden in Daryl’s House Club in New York in januari 2019.

Het openingsnummer I shall not be moved is een instrumental met alleen Earl op zijn akoestische gitaar. Het nummer is nauw verbonden met de Civil Rights Movement. Higher love is een swingende live jazzy shuffle met uitbundige zang van Diane Blue. De slowblues Blues for George Floyd, met bijtend en woedend gitaarspel en schitterend orgelspel, gaat over de brute moord op een ongewapende burger in Minneapolis op 25 mei 2020. You don’t know what love is, is een cover van Fenton Robinson met de soulvolle zang van Diane Blue en waarvoor het publiek in Daryl’s House Club terecht applaudisseert. Ook live is de ruim tien minuten durende schitterende instrumentale ode die Earl met zijn gitaar brengt aan zijn onlangs overleden vriend en collega-gitarist Lucky Peterson. Na de uitbundige zang van Blue in de shuffle Big town playboy trakteert Earl het publiek in Albert’s stomp weer op spetterend gitaarwerk en kan Limina met zijn orgelsolo’s niet achterblijven. In de slowblues In the dark antwoordt Earl met zijn gitaar als het ware steeds op de intense zang van Blue. Indringend is Earl’s gitaarwerk in All your love, de ruim acht minuten durende slowblues met een mooie orgelsolo. Opzwepend zijn de zang en strak ingetogen de gitaarlicks in de gospelblues Lord protect my child, een cover van Bob Dylan. Dave Limina mag zich helemaal uitleven in de swingende pianoboogie Mess around. Spetterend gitaarwerk is te horen in Talking to Mr. Bromberg. Het nummer Black lives matter is ook een zeer actueel onderwerp. Uitbundig is hier weer de zang, de pianoklanken zijn flonkerend, en het gitaarwerk doet soms denken aan John Lee Hooker. Earl treurt in dit nummer ‘pratend’ over degenen die we hebben verloren. Limina oogst daarna applaus met zijn swingende versie van Jimmy Smith’s Blues for J. Het slotnummer Navojo blues is een slowblues met als thema de wijze waarop de regering van de VS de inheemse volkeren behandelt.

 Conclusie: Rise up is in alle opzichten een topalbum.

Tracks:

  1. I shall not be moved
  2. Higher love
  3. Blues for George Floyd
  4. You don’t know what love is
  5. Blues for Lucky Peterson
  6. Big town playboy
  7. Albert’s stomp
  8. In the dark
  9. All your love
  10. Lord protect my child
  11. Mess around
  12. Talking to Mr. Bromberg
  13. Black lives matter
  14. Blues for J.
  15. Navajo blues

Line-up

Ronnie Earl –gitaar

Dave Limina – piano, orgel

Paul Kochanski – bas

Forrest Padgett – drums

Diane Blue – zang