Gerritschinkel.nl Columns & meer

28feb/190

Nick Schnebelen – Crazy all by myself

De Amerikaanse zanger-gitarist Nick Schnebelen is geboren op 30 september 1978 in Kansas, Missouri. Hij verdiept zich op jonge leeftijd in de blues, speelt piano met zijn moeder en leert van zijn vader gitaar spelen. In 1996 formeert de band Killing Floor, die al snel furore maakt in de bluesscene van Philadelphia. In 2000 richt hij samen met zijn zus Danielle (zang en bas) en broer Kris (drums en zang) Trampled Under Foot op en met deze band brengt hij een aantal albums uit. Nick Schnebelen wint in 2014 de ‘Albert King Award’ van de Blues Foundation voor beste gitarist.

Na het uiteenvallen van Trampled Under Foot in 2015 richt Nick The Nick Schnebelen Band op. Van dit trio verscheen in 2016 het debuutalbum Live at Knuckleheads vol. 1, in 2017 gevolgd door het succesvolle Live in Kansas City.

Binnenkort komt Nick Schnebelen met een nieuw studioalbum. Dit album, Crazy all by myself, is geproduceerd door Grammy en Blues Music Award winnaar Tony Braunagel. Nick Schnebelen wordt op Crazy all by myself ondersteund door leden van Taj Mahal’s Phantom Blues Band. Gastrollen zijn er verder weggelegd voor de mondharmonicaspelers Dustin Arbuckle en Jason Ricci en voor gitarist Davy Knowles.

Het album opent heel stevig met Little death. Een vette bluesrocker met orgel en een heavy ritmesectie. Ook in de soulvolle funky midtempo bluesrocker It ain’t me is de voortdenderende ritmesectie straf aanwezig en tovert Schnebelen snijdende solo’s uit zijn gitaar tevoorschijn. Lyrisch is zijn gitaarspel in de prachtige slowblues I leaned my heart on you, waarin Schnebelen ook bewijst een uitstekende zanger te zijn. Scheurende gitaarsolo’s, meerstemmige zang, piano, stuwende bas en bonkende drums knallen daarna in Ain’t got time for the blues de speakers uit. Vlammend gitaarwerk, uitbundige zang en een mooie pianosolo zijn te horen in het titelnummer, de slowblues Crazy all by myself. Scheurende en huilende mondharmonica’s verrassen daarna in het uptempo Alter of love en de soulblues Bad disposition. Monkey around heeft een mooie lyrische gitaarsolo waarna in het funky Bad dream Schebelen’s gitaar weer spetterend tekeer gaat. Ook in de midtempo heavy bluesrocker I’m a fat boy, de slowblues Holding on mix *1 en Out of bad luck toont Schnebelen op gitaargebied van vele markten thuis te zijn. De mooi intens gezongen soulblues Soul magic is een fraai slotakkoord.

Conclusie Op Crazy all by myself etaleert Nick Schnebelen wederom zijn niet geringe kwaliteiten. Samen met zijn uitstekende begeleiders heeft hij een fraai bluesalbum het licht doen zien.

Tracks:

  1. Little death
  2. It ain’t me
  3. I leaned my heart on you
  4. Ain’t got time for the blues
  5. Crazy all by myself
  6. Alter of love
  7. Bad disposition
  8. Monkey around
  9. Bad dream
  10. I’m a fat boy
  11. Holding on mix *1
  12. Out of bad luck
  13. Soul magic

 

25feb/190

Discriminatie

Racisme en discriminatie zijn van alle tijden en dat werd afgelopen week weer eens overduidelijk. Daar kunnen ze bij voetbalvereniging Argon uit Mijdrecht volop van mee praten. De trainer van de selectie werd beschuldigd van racistische uitspraken. Spelers stapten verontwaardigd op en een bestuur dat niet goed wist wat ze er mee aan moesten. Je leest en hoort hier van alles over. Ik weet er het fijne niet van dus is het gemakkelijk om van een afstand langs de lijn te oordelen. Maar als het echt waar is, dan moet de man met pek en veren worden afgeserveerd.

Er wordt bij het bezigen van racistische of discriminerende uitingen wel gezegd dat het niet zo moet worden opgevat, dat het min of meer grappig is bedoeld. Ik moest jaren geleden een keer een voetbalwedstrijd verslaan waarbij de spelers van de tegenpartij geen rugnummers hadden. En omdat ik die club nog nooit had zien spelen wist ik ook niet wie de spelers waren. De leider van het team bracht toen enigszins uitkomst en gaf de nodige typeringen van zijn spelers. ‘Die lange darm is linksbuiten, die kale met die kromme poten loopt op het middenveld, die grote donkere Surinamer is de spits en dat kleine ventje met dat gekke matje loopt overal en nergens’. Was er hier sprake van discriminatie? Ik denk het niet, maar misschien zouden de bewuste voetballers er wel anders over hebben gedacht als ze de woorden van hun leider hadden gehoord.

Ik ben bang dat racisme en discriminatie moeilijk zijn uit te roeien. Maar dat betekent niet dat we het zomaar moeten laten gebeuren. In tegendeel, bij duidelijke uitingen hard optreden! Zoals b.v. bij schandalige spreekkoren. Maar dan geeft de KNVB vaak niet thuis!

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
21feb/190

Leo Koster – Sings Gene Clark – full album

Gene Clark was een Amerikaanse singer-songwriter die samen met David Crosby en Roger McGuinn in 1964 de folkrockgroep The Byrds oprichtte. Voordat Clark van The Byrds deel ging uitmaken was hij lid van de folkgroep The New Christy Minstrels, de band waar o.a. ook Barry McGuire (‘Eve of destruction’) deel van uitmaakte. Met The Byrds maakte Gene Clark 3 albums en was o.a. te horen op hun grote hits Mr. Tambourine man, Turn turn turn en All I really want to do. In 1966 verlaat hij The Byrds en begint aan een solocarrière. Desondanks blijft Clark door de jaren heen samenwerken met voormalige leden van The Byrds. Gene Clark overlijdt op 24 mei 1991 aan een hartaanval. Hij wordt slechts 46 jaar.

De Nederlandse zanger-gitarist Leo Koster (Meppel 1953) is sinds hij in 1965 het debuutalbum van The Byrds hoorde fan van Gene Clark. Dit resulteert ruim een halve eeuw later in een album van Leo Koster met songs van Gene Clark, het minialbum Sings Gene Clark, dat op 8 augustus 2017 verscheen. Ik mocht dit album destijds voor Bluesmagazine recenseren en mijn conclusie was: ‘Leo Koster en zijn uitstekende band brengen op dit mini album een schitterende ode aan Gene Clark.

Jammer dat het na 6 nummers afgelopen is. Klein maar heel fijn. Dit smaakt naar meer’. En dan is het een prettige verrassing om te horen dat mijn wens is gehoord, want op 8 februari 2019, precies 1½ jaar na het minialbum, is er nu een vervolg en is nu sprake van een full album. In totaal 12 songs.

Ik beperk me hier tot de 6 nieuwe songs. Voor de recensie van het minialbum verwijs ik naar de recensie in Bluesmagazine in 2017.

American dreamer is een song die op de soundtrack van de documentaire The American dream met Dennis Hopper staat. De versie van Leo Koster en de zijnen is een prachtig ingetogen gezongen ballad met zeer fraaie begeleiding. In She don’t care about time, destijds de b-kant van de single Turn turn turn van The Byrds uit 1965, brengt de heerlijke accordeon je in tex mex sferen. In 1968 vormde Gene Clark met banjospeler Doug Dillard een countryrock duo. Leo Koster koos van hen de Clark en Leadon compositie She darked the sun, afkomstig van het album The fantastic expedition of Dillard & Clark uit 1968. Sprankelende gitaren maken van dit nummer een lekkere melodieuze countryrocker. Prachtig zijn de dobro en de ‘slepende’ harmonicasolo’s op de ballad With tomorrow. Het voorlaatste nummer, Only Colombe, verscheen in 2007 als bonustrack op de reissue van het debuutalbum van Gene Clark (en The Gosdin Brothers) uit 1967. Een typische Gene Clark song en in de uitvoering van Koster c.s. is met het tinkelende gitaarwerk en de backing vocals de geest van The Byrds volop aanwezig. ‘The first to form a civilized envolvement from the charismatic sea, there's a ten year old in the alley, throws a hard ball off the wall that is the truth. He knows you're either just the newspaper boy or you're either Babe Ruth, the home run king’. Een mooie strofe uit het slotnummer Home run king, afkomstig van het album Two sides of every story uit 1977. Deze uptempo countryrocker, met een zeer fraaie gastrol van Joost van Es op fiddle, is een voortreffelijk eindschot.

Conclusie: Ik kan mijn conclusie bij de recensie van het mini-album nogmaals dik onderstrepen. Leo Koster en zijn uitstekende begeleiders brengen met dit album een schitterende ode aan de grote Gene Clark. Ik durf bijna niet te zeggen dat dit naar meer smaakt.

Tracks:

  1. Echoes
  2. For a Spanish guitar
  3. Fair and tender ladies
  4. Boston
  5. So you say you lost your baby
  6. Set you free this time
  7. American dreamer
  8. She don’t care about time
  9. She darked the sun
  10. With tomorrow
  11. Only Colombe
  12. Home run king

Line up

  • Leo Koster – zang, akoestische gitaar, elektrische gitaar, 12-string gitaar, percussie, wurlitzer, harmonica
  • Bart-Jan Baartmans – bas, elektrische en akoestische gitaar, dobro, mandoline
  • Kees Maat – accordeon, wurlitzer, orgel
  • Sjoerd van Bommel – drums, percussie
  • Byron Berline – fiddle (track 2)
  • Andre Sommer – steelgitaar (track 3)
  • Harm van Sleen – upright bas (track 1)
  • Sandra Sahupala – percussie (track 8)
  • Joost van Es – fiddle (track 12)
20feb/190

Sarah McCoy – Blood siren

De Amerikaanse pianiste-zangeres Sarah McCoy wordt 33 jaar geleden geboren in Pine Plains, een heel klein plaatsje in de staat New York. Als kind verhuist zij naar Charleston, South Carolina. Als haar vader en grootmoeder overlijden verandert Sarah in een introverte, excentrieke, opstandige puber die constant ruzie maakt met haar moeder. Ze gaat klassieke piano studeren en begint met het componeren van liedjes om haar sombere gedachten onder woorden te brengen. Met deze liedjes treedt zich in heel de VS op straat op. In 2011 verhuist ze naar New Orleans waar ze in iedere kroeg die haar wil hebben optreedt en formeert ze de band Oopsie Daisies.

In 2013 wordt zij ontdekt door de Franse filmregisseur Bruno Moynie die ook haar manager wordt. Moynie maakt een documentaire over haar en regelt een aantal concerten voor McCoy in Frankrijk. En dat alles resulteert in een platencontract bij het fameuze label Blue Note. Sarah McCoy woont tegenwoordig in Parijs.

Begin dit jaar verschijnt haar debuutalbum Blood siren, een album geproduceerd door de in Parijs wonende Canadese musicus Chilly Gonzales en de in Teheran geboren producer Renaud Letang. Chilly Gonzales, pseudoniem voor Jason Charles Beck, werkte o.a. mee aan het album Multiply van Jamie Lidell. Renaud Letang is o.a. bekend van zijn werk met Manu Chao, Feist, en Alain Souchon.

De 13 songs op Blood siren zijn geschreven door Sarah McCoy. Naast de beide producers wordt zij op dit album begeleid door Stella le Page op cello. Het merendeel van de songs zijn ballads, met veelal ingetogen zang en flonkerend pianospel, al dan niet gelardeerd met flarden synthesizer en cello. Voorbeelden hiervan zijn het openingsnummer New Orleans, Boogieman, Someday en Mamma’s song. In Pistol whipped, Fearless en Red hot is naast de piano ook fraai akoestisch gitaarspel te horen. Het bewijs dat Sarah klassieke piano heeft gestudeerd is heel duidelijk te horen in de flonkerende piano-instrumental The death of a blackbird en Ugly dog. De laatste twee songs op het album wijken af van de eerdere. In Devil’s prospects, een gospel met handclapping en backing vocals,  belandt de luisteraar in de voodoo sferen van New Orleans. In het slotnummer Show’s over wordt de subtiele begeleiding verlaten en zijn de begeleiders uitbundiger aanwezig.

Conclusie: Het debuutalbum Blood siren van Sarah McCoy is een sfeervol album van een uitstekende pianiste en zangeres. Het is geen album dat je bijvoorbeeld tijdens een lange autorit opzet, maar op bepaalde momenten van de dag, met een goed glas wijn onder handbereik, is het zeker aan te bevelen.

Tracks: 

  1. New Orleans
  2. Boogieman
  3. Hot shot
  4. Pistol whipped
  5. Someday
  6. Mamma’s song
  7. The death of a blackbird
  8. I miss her
  9. Fearless
  10. Red hot
  11. Ugly dog
  12. Devil’s prospects
  13. Show’s over

Line up

  • Sarah McCoy – zang, backing vocals, piano, akoestische gitaar
  • Renaud Letang – backing vocals
  • Stella le Page – cello
  • Chilly Golnzales – synthesizer, drums, harp, backing vocals

 

18feb/190

Blues Company – Ain’t givin’up

Blues Company is een Duitse bluesband uit Osnabrück die op 21 mei 1976 wordt opgericht door Todor Todorovic en Christian Rannenberg. In hun beginperiode fungeert Blues Company als een begeleidingsband voor bluesmuzikanten die door organisator Rolf Schubert naar Europa worden gehaald. In 1980 komt het eerste album van Blues Company uit, een live lp. Sindsdien zijn er ruim 20 albums verschenen. Blues Company is de langst bestaande en meest succesvolle bluesband in Duitsland. Er zijn in de loop der jaren weinig wisselingen in de bezetting geweest. Zanger-gitarist Mike Titre is sinds 1980 lid, drummer Florian Schaube sinds 2000 en bassist Arnold Ogrodnik ook al meer dan 10 jaar. In hun ruim 40-jarige bestaan heeft de band meer dan 4000 optredens verzorgd in 14 landen.

Vorige maand is er weer een nieuw album van Blues Company verschenen, Ain’t givin’ up, een album met acht eigen songs en drie covers. Op dit album zijn de Fabulous BC Horns en The Soul Sistaz ook prominent aanwezig evenals special guest John Hondorp op Hammond B-3.

Met het titelnummer, de midtempo soulblues Ain’t givin’ up, wordt meteen lekker afgetrapt met vet gitaarwerk, blazers, The Soul Sistaz en een fraaie lange hammondsolo. In de bonkige gitaarblues Guns, met een zware ritmesectie en mondharp, neemt Mike Titre de leadvocals voor zijn rekening. Na de soulblues The news, met weer volop blazers en backing vocals, volgt Waiting for springtime, een lange instrumental met scherpe gitaarsolo’s en solo’s van de blazers. In de uptempo soulblues Sticks and stones is gitarist Titre weer de leadzanger. Sfeervol is de vertolking van Hoagy Carmichael’s Georgia on my mind, vooral bekend van Ray Charles. Mooi gezongen en voorzien van een lange melodieuze basssolo. One shot is een jumpblues waar ook Bill Wyman’s Rhythm Kings patent op hebben. Een ‘lopende’ bas, backing vocals, en blazers  inclusief een spetterende saxsolo. De tweede instrumental op het album is Balsha’s dream, met mooi ingetogen gitaarspel. Verrassend is Route 66, de klassieker van Bobby Troup vooral bekend geworden in de uitvoering van Nat King Cole, Chuck Berry en The Rolling Stones. Hier een mooie jazzy versie, met een heerlijke Hammondsolo en Volker Winck solerend op sax. Na de boogie-achtige bluesstomper I’m mad eindigt het album indrukwekkend met de gospel Precious lord van Rev. Thomas Andrew Dorsey. Onvergetelijk zijn de uitvoeringen van deze song van o.a. Mahalia Jackson, The Blind Boys of Alabama, Aretha Franklin, Sister Rosetta Tharpe, Nina Simone, Al Green en Mavis Staples, om er maar een paar te noemen. Maar de versie van Blues Company mag er zeker ook wezen. Mooi gezongen met subtiele begeleiding.    

Conclusie: Na het beluisteren van dit fijne album vind ik het niet zo gek dat Blues Company al zoveel jaren meedraait in de Duitse bluesscene. Top.

Tracks:

  1. Ain’t givin’up
  2. Guns
  3. The news
  4. Waiting for springtime
  5. Sticks and stones
  6. Georgia on my mind
  7. One shot
  8. Balsha’s dream
  9. Route 66
  10. I’m mad
  11. Precious lord

Line up

  • Todor ‘Tosho’ Todorovic – zang, gitaar
  • Mike Titre – gitaar, slide, harmonica, zang (track 2,5)
  • Arnold Ogrodnik – (double) bas
  • Florian Schaube – drums, percussie
  • John Hondorp – hammond B-3
  • The Fabulous BC Horns – Volker Winck (sax), Uwe Nolopp (trompet, flugelhorn)
  • Seda Devran en Maria Nicolaides (The Soul Sistaz) – backing vocals
18feb/190

Wat zijn precies de regels?

Na de vele regen vorige week sloeg het afgelopen weekend ineens de lente toe. Vogels floten uitbundig, eenden kwetterden in de sloten, de terrassen zaten overvol en de zonnestralen daalden weldadig neer. Afgelopen zaterdag was, zo hoorde ik, de warmste 16 februari die er ooit is gemeten.

En op die mooie lentedag toog ik naar Capelle aan den IJssel om te kijken of Jodan Boys de 2e periodetitel in de wacht zou slepen. Dat lukte die middag niet. Misschien a.s. zaterdag?

Maar voetbal is relatief en wordt totaal onbelangrijk als er op de tribune vlak naast je een toeschouwer een hartstilstand krijgt. De wedstrijd werd uiteraard stilgelegd en de supporter werd door dappere hulpverleners, waaronder de vrouw van de trainer van Jodan Boys, deskundig gereanimeerd. Opluchting alom. De wedstrijd werd desondanks weer hervat alsof er niets was gebeurd. Ik vroeg me wel af of er bij zo’n situatie eenduidige richtlijnen van de KNVB bestaan. Ik heb met een dubbel gevoel het restant van de wedstrijd verslagen.

Zondag was de lente ook volop aanwezig in het landelijke Stompwijk. ONA wilde na een aantal nederlagen wel weer eens drie punten binnenslepen. Trainer Theo van Eck moest wel improviseren en had good old Robin Plomp zover gekregen mee te doen. En Plomp wilde zich graag bewijzen. Maar hij had buiten de scheidsrechter gerekend. Zijn pasfoto op de spelerskaart was niet goed. En daar waar je bij bijna alles dan gewoon je ID-kaart kunt laten zien om te bewijzen wie je bent, wilde deze scheids daar niets van weten. Speelverbod! Ik ben ook hier benieuwd of hieromtrent bij de KNVB duidelijke regels bestaan of dat het aan de goodwill van de scheidsrechter wordt overgelaten.

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
11feb/190

Bernard Hering – Pioneer Avenue

Singer-songwriter Bernard Hering is een in het Zeeuws-Vlaamse Aardenburg geboren en getogen Zeeuw die tegenwoordig in Haarlem woont. Zodra Hering een paar akkoorden op zijn gitaar kan spelen, hij is dan 10 jaar, schrijft hij zijn eerste liedje. Het begin van heel veel ideeën en melodieën die uiteindelijk uitgroeien tot volwassen songs.

In 2016 komt zijn eerste single Love life uit. Hering reist naar Amerika om op diverse open podia te spelen en muziek te maken. ‘Ik moest mijn droom achterna en mijn eigen stem vinden. Dat gebeurde daar’, aldus Bernard. In 2017 brengt hij de ep Luck on my sleeve uit.

Op 23 november 2018 verscheen zijn debuutalbum Pioneer Avenue, een album met 10 eigen songs. Liedjes die vertellen over zijn jeugd, dromen, liefde en andere persoonlijke herinneringen. Het album werd in de zomer van 2018 opgenomen in de Moon Music Studio van Wouter Budé, die tevens op 8 nummers als drummer is te horen.

Het openingsnummer Solid ground is een melodieuze ballad en I’m coming back one day is daarna een uptempo Bruce Springsteen achtige rocker. De invloeden van Bruce Springsteen zijn trouwens zowel in de rockers als in de ballads duidelijk te horen. De stem van Hering is weliswaar (nog) minder expressief dan die van The Boss, maar hij komt soms dicht in de buurt. Out of breath is de nieuwe single, een ballad die af en toe lekker fel wordt. Mooi en ingetogen is de zang in Iron trees, naast de subtiele uitstekende begeleiders. Roman Huijbreghs laat in dit nummer een fraaie lyrische gitaarsolo horen. The battle, dat Hering samen met Huijbreghs schreef, rockt weer lekker weg, met roffelend drumwerk, orgel, mellotron en synthesizer. De eerste single Love life staat ook op het album. Een midtempo rocker met naast een Springsteen ook een Jackson Browne gehalte. De ritmesectie en de funky gitaar maken van Meet again een afwisselend ingetogen en fellere song. Fraai is de zang in het mooie liedje Bogard street en de enigszins breekbare stem van Hering doet in Until the lights go out denken aan die van Justin Vernon van Bon Yver. Dat laatste gaat ook op voor de zang in het akoestische midtempo Sweet little love of mine.

Conclusie: Pioneer Avenue is een prettig in het gehoor liggend album van een singer-songwriter met duidelijke invloeden van Bruce Springsteen. Liefhebbers van folk en americana met moderne rock- en popinvloeden kunnen dit album met een gerust hart aanschaffen.

Tracks:

  1. Solid ground
  2. I’m coming back one day
  3. Out of breath
  4. Iron trees
  5. The battle
  6. Love life
  7. Meet again
  8. Bogard street
  9. Until the lights go out
  10. Sweet little love of mine

Line up

  • Bernard Hering – zang, akoestische gitaar
  • Roman Huijbreghs – elektrische gitaar
  • Sophie van Schaik – bas
  • Len van de Laak – piano, hammond, mellotron, synthesizer
  • Wouter Budé – drums
  • Ingo Jetten – gitaar (track 2, 6)

 

11feb/190

De opruimcoach

Ik las onlangs een artikel over Marie Kondo. Deze Japanse schrijfster heeft een boek geschreven over de opruimkunst. In haar boek ‘Opgeruimd’ pleit Kondo voor een jaarlijks  terugkerende grote schoonmaak. Een van haar argumenten is dat je dan een gelukkiger leven gaat leiden. Op haar website kun je terecht voor tips hoe je het verleden kunt verwerken met de KonMari-methode. Een soort Stichting Korrelatie als het ware.

Uit mijn jeugd herinner ik me nog de jaarlijkse grote voorjaarsschoonmaak. Gordijnen werden naar de stomerij gebracht. Vloerkleden werden opgerold en met de mattenklopper bewerkt. Meubels werden in de tuin gezet, schoon geschrobd en opnieuw in de boenwas gezet en matrassen werden gelucht. Maar de insteek van mijn moeder was toch anders dan die van Marie Kondo.

Ik ben iemand die moeilijk afstand kan doen van dingen. Zo zul je mij nooit boeken zien weggooien en ook de vele tijdschriften stapelen zich thuis op. Ik blader graag door mijn oude boekjes waarin ik aantekeningen maakte bij sportreportages. De huidige voorzitter van Olympia Edo Neefjes als linksbuiten van Olympia tegen Hermes DVS. De latere bondscoach Robin van Galen als speler van DONK en ook als coach van de Goudse waterpolovrouwen. De korfbalwedstrijd Ter Gouw – WION met Ed en Cora v.d. Stam. Zaalhandbal van Vires et Celeritas met een veel scorende Wendy de Kruijff. Slechts enkele voorbeelden.

Over weggooien gesproken. Ik had onlangs wat gegevens nodig van de KNVB, maar men vertelde mij doodleuk dat ze bij de verhuizing naar Zeist een container hadden gehuurd, onder de trap gezet en vervolgens bijna het hele archief er in hebben gegooid. ‘Stelletje barbaren’ dacht ik. Ik werd daar niet gelukkig van. Voor zo’n actie zal volgens mij zelfs Marie Kondo niet pleiten.

 

Gearchiveerd onder: Columns, Dé Weekkrant Geen reacties
7feb/190

Tommy Castro and the Painkillers – Killin’ it live

De Amerikaanse zanger-gitarist Tommy Castro (15 april 1955, San Jose, Californië) begint al op zijn 10e gitaar te spelen. Zijn voorkeur ligt bij de Chicago blues, de Westcoast blues, soul, southern rock en rock uit de jaren 60, met een voorliefde voor gitaristen als Mike Bloomfield, Elvis Bishop, Eric Clapton, BB King, Buddy Guy, Elmore James en Freddie King. Zijn favoriete zangers zijn Ray Charles, Wilson Pickett en James Brown. Sinds begin jaren 90 leidt hij zijn eigen bands en wint verschillende Blues Music Awards. In 2012 formeert Castro zijn huidige band The Painkillers. In 2014 ziet hun debuutalbum The devil you know het licht.

In februari verschijnt, als opvolger van Stompin’ ground uit 2017, hun nieuwe album Killin’ it live. Zoals de titel al doet vermoeden een livealbum. De opnamen zijn van concerten in Daryl’s House, Pawling, New York (track 1,4,6,8), Belly Up Tavern, Solana Beach Californië, (track 2,5), Biscuits and Blue, San Francisco, Californië (track 3), Wildwood Amphitheatre, Lake Orion, Michigan (track 7) en Antone’s, Austin, Texas (track 9,10).

Met een ‘Partytime, it’s Saturday night everybody’ barst het concert los met Make it back to Memphis, een J.Geils achtige opwindende bluesrocker. Can’t keep a good man down, een nummer van Tommy Castro’s gelijknamige album uit 1997, is ook een heavy bluesrocker, met een zware ritmesectie, gierende keyboards en splijtende gitaarsolo’s, die vervolgens ook te horen zijn in het funky Leaving trunk van Sleepy John Estes. Het tempo gaat in de ‘slepende’ slowblues, het samen met Joe Louis Walker geschreven Lose lose, iets omlaag om vervolgens in Calling San Francisco met veel piano en een door merg en been gaande gierende gitaarsolo weer omhoog te gaan. In Shakin’ the hard times loose, een song van The Tommy Castro Band uit 2001, lijkt het alsof drummer Bowen Brown op hol is geslagen, terwijl Castro zijn gitaar weer teistert. Any time soon  is een modieuze ballad met uitstekende zang en een zeer prettig, min of meer ‘ingetogen’ gitaarsolo. Funk en zeer vet gitaarwerk slaan, naast een fraaie keyboardsolo, dan weer toe in het mede door Narada Michael Walden geschreven She wanted to give it to me. Na de uptempo bluesrocker Two hearts, is het tijd voor het eindschot. In het door Buddy Miles geschreven Them changes, een klassieker uit 1970 van Jimi Hendrix’s Band of Gypsys, gaan alle remmen nog een keer los en mag ieder bandlid naar hartenlust soleren. Een prima uitsmijter!

Conclusie:  Tommy Castro and The Painkillers is typisch een band die vooral live tot zijn recht komt. Het album killin’ it live is daar weer een prima voorbeeld van. In februari toert de band door Duitsland, België, Zwitserland en Nederland. In Nederland treden ze op 15 februari op in Q-Factory in Amsterdam en op 16 februari in Groene Engel in Oss.

Tracks:

  1. Make it back to Memphis
  2. Can’t keep a good man down
  3. Leaving trunk
  4. Lose lose
  5. Calling San Francisco
  6. Shakin’ the hard times loose
  7. Any time soon
  8. She wanted to give it to me
  9. Two hearts
  10. Them changes

Line up

  • Tommy Castro – gitaar, zang
  • Randy McDonald – bas, backing vocals
  • Bowen Brown – drums
  • Mike Emerson – keyboards
4feb/190

The Kentucky Headhunters – Live at the Ramblin’ Man Fair

De Amerikaanse countryrock- en southern rockband The Kentucky Headhunters wordt in 1968 opgericht als Itchy Brother door gitarist-zanger Richard Young, diens broer drummer Fred Young, leadgitarist Greg Martin en bassist Anthony Kenney. Vanaf 1986 gaat de band verder onder de naam The Kentucky Headhunters. De gebroeders Ricky Lee Phelps (leadzang, harmonica) en Doug Phelps (bas) treden dan toe tot de band.

In 1989 verschijnt Pickin’ on Nashville, hun succesvolle debuutalbum. Van dit album worden meer dan 2 miljoen exemplaren verkocht en de band ontvangt hiervoor een Grammy Award, drie country music awards, een American Music Award en een Academy of Country Music Award.

In de loop van de jaren zijn er de nodige wisselingen in de samenstelling. Bandleden vertrekken, komen weer terug, haken uiteindelijk toch weer af, of wisselen van instrument. In 1990 heeft de band een hit met Oh lonesome me, een cover van Don Gibson.

The Kentucky Headhunters toeren veel in de VS en Canada, maar in 2016 komen ze pas voor het eerst naar Europa. Tijdens hun tournee dat jaar in het Vereniging Koninkrijk treden ze ook voor 25.000 enthousiaste fans op in The Ramblin’ Man Fair in Maidstone. Opnamen van het concert in Maidstone verschenen begin dit jaar op het live album Live at the Ramblin’ Man Fair.

Na de korte aankondiging ‘Ramblin Man hello, it took 50 years to come here, these guys know how to rock and roll’, barst de band los met een zompige en stomende versie van het door Luther Dixon en Al Smith geschreven en voor het eerst in 1960 opgenomen door Jimmy Reed, Big boss man. Gedreven zang, bonkende ritmesectie en vlijmscherp gitaarwerk. Na de meerstemmig gezongen melodieuze midtempo bluesrockers Ragtop en Stumblin’ zakt het tempo in de shuffle Shufflin’ back to Memphis. Greg Martin tovert hier een verschroeiende solo uit zijn gitaar, terwijl de ritmesectie onverdroten door dreunt. Billy Miles’ Have you ever loved a woman, bekend van o.a. Freddie King en Derek & the Dominos, is een lange spetterende slowblues met een intense gitaarsolo. Het tempo gaat weer omhoog in de keiharde midtempo bluesrocker Wishin’ well, met indringende zang en Greg Martin laat daarna in Walking with the wolf een vette slide horen. Het ruim 7 ½ minuut durende My daddy was a milkman heeft iets weg van The Marshall Tucker Band, maar dan veel ruiger. Na een verwijzing naar Bo Diddley (‘hey Bo Diddley) eindigt het nummer met een lange drumsolo. In het slotnummer de Beatlescover Don’t let me down, met halverwege een ‘hey Jude’ chorus, is een gastrol weggelegd voor drummer John Fred Young, de zoon van Richard Young.

Op het album staan tenslotte ook drie onlangs ontdekte studio-opnamen uit de legendarische ‘Meet me in Bluesland Sessions’, die The Kentucky Headhunters op 25 januari 2003 maakten. Opnamen van deze sessies verschenen in 2015 op het album Meet me in Bluesland van The Kentucky Headhunters with Johnnie Johnson. Johnnie Johnson, de vooral van Chuck Berry bekende bluespianist.

De drie onlangs ontdekte nummers uit die sessies zijn de bluesstandaard, de slowblues Rock my baby, de shuffle Rock ’n’ roller en Hi-heel sneakers, de uptempo 12-bar blues van Tommy Tucker. Lekkere strakke versies, met flonkerende pianosolo’s van Johnnie Johnson. Bassist op deze tracks is Anthony Kenney, de toenmalige bassist van The Kentucky Headhunters.

Conclusie: Het album Live at the Ramblin’ Man bewijst dat je voor heerlijke bruisende southern rock bij The Kentucky Headhunters aan het goede adres bent.

Tracks:

  1. Intro
  2. Big boss man, zompige en stomende versie
  3. Ragtop
  4. Stumblin’
  5. Shufflin’ back to Memphis
  6. Have you ever loved a woman
  7. Wishin’ well
  8. Walking with the wolf
  9. My daddy was a milkman
  10. Don’t let me down

Studio bonustracks

  1. Rock me baby
  2. Rock ‘n ‘ roller
  3. Hi-heel sneakers

Line up

  • Richard Young – ritmegitaar, zang
  • Doug Phelps – bas, zang
  • Greg Martin – lead gitaar, slide gitaar, zang
  • Fred Young – drums, percussie, zang
  • Black Stone Cherry – backing vocals
  • Bad Touch – backing vocals
  • John Fred Young – drums (track 10)